woensdag 5 december 2012

Update, hoe het gaat





Vandaag even een update.

Ik ben vier maanden bezig met de therapie van Ashok Gupta. 
Ik ben nog steeds erg onder de indruk van die man en alles waar hij voor staat en van wat hij me leert.
Het is zoveel breder dan alleen mijn gezondheid en alleen het herstellen van me/cvs. 
Ik heb het gevoel dat ik eindelijk leer hoe ik léven moet. Hoe ik moet omgaan met stress, met druk, met verwachtingen van mezelf en van anderen. 
Ik snap eindelijk het hele plaatje. Waarom ik ben wie ik ben, en dit ook zo lang ben gebleven. Ergens nog dat meisje, terwijl om me heen al die vrouwen opgegroeid waren tot 'echte mevrouwen'. Ik snap het. Ik heb er nu meer inzicht in en begrijp beter hoe en wat ik ben en leer daar steeds beter mee omgaan.
Toch is veel nog theorie. 
Toepassen is een heel ander verhaal. Ik ben ermee bezig, maar ik ben er nog lang niet. Ik besef ook steeds meer dat ik er niet 'ben' met een half jaar, omdat mijn problematiek veel breder is dan het hebben van me/cvs. Ik ga niet goed om met de dingen van het leven en de manier waarop ik het wél doe, zit diep ingebakken.
Dat vraagt oefening, heel veel oefening en daar ben ik druk mee. En toch weer niet. Want er gaan dagen voorbij dat ik me niet goed bewust ben van patronen op het moment dat ze spelen en dat het lijkt alsof alles verwatert. Ik vind het lastig om alert te blijven en te blijven oefenen. Het doen van de accelerator, een speciale oefening om hardnekkige patronen te breken, staat me bijvoorbeeld tegen en dat blijft zo.
Ik moet mezelf er altijd toe zetten en die oefening maakt dat de amygdala weer even meer 'hyper' wordt. 
Ik word er opgefokt van en dat helpt niet, natuurlijk.

Ik ben ook niet meer zo schrijverig als in het begin. Ik loop niet meer over. Sommige dingen worden soms - heel even- bijna gewoon. Of 'gewoon' is eigenlijk  niet het goede woord, maar het wordt  meer vanzelfsprekend, dat ik de deur uit kan lopen richting de winkels bijvoorbeeld en dat dat goed gaat. Ik krijg meer vertrouwen in mijn lijf.

Ik kan duidelijk veel meer dan ik kon. Ik ga elke dag de deur uit. De ene keer fiets ik naar de andere kant van de stad om boodschappen te doen, en steeds vaker kan ik dat combineren met iets anders. Een vriendin opzoeken, of nog even een winkel 'meenemen' op de valreep, of een omweg maken naar huis, een terrasje pikken of genieten van het uitzicht onderweg.
Ik ga regelmatig de stad in, naar de markt, doe al mijn boodschappen weer zelf en ga elke zondag naar de kerk. Daarnaast maak ik regelmatig flinke wandelingen. Soms maar tien minuten, als ik moe ben, maar steeds vaker ook langer, tot bijna een uur aan toe. En vorige week heb ik onderweg een stukje hard gelopen. En het ging!

Heel bijzonder is, dat ik tussendoor zomaar dingetjes doe die anders een mega-prestatie waren. Zo heb ik vorige week op 1 dag 'even tussendoor' een appeltaart gebakken en een aquarel gemaakt. Ik heb jaren amper geschilderd, gewoon omdat het aan tafel zitten te vermoeiend was. Vorige week deed ik het drie dagen achter elkaar.
En gister heb ik helemaal zelf een kast in elkaar gezet, de oude in elkaar getimmerd en ben ik wel vijftien keer de trap op en af gegaan om al die panelen bij de stoeprand te zetten.
Als ik dan bedenk dat ik een half jaar geleden al ziek was als ik vaker dan drie keer op een dag naar boven ging... dan besef ik wel van hoever ik gekomen ben.
Vandaag ben ik wel erg moe, trouwens. Misschien was dat toch wel iets teveel, maar ik ben ook razend trots op mezelf dat ik het gedaan heb. Ik ben nu zoveel minder afhankelijk van anderen en dat is een heerlijk gevoel.
En dat ik dan vandaag vroeg naar bed moet, is misschien wel normaal, mijn conditie in aanmerking genomen. Maar ik ben er nog steeds niet zo goed in thuis hoe het voelt om 'gewoon' moe te zijn.

Toch gaan er ook nog dingen minder fijn. Ik heb dagen achter elkaar hoofdpijn soms. Er zit nog teveel spanning vast in mijn nek. 
Heel in het begin begon de verbetering met een helderder hoofd, maar dat ben ik allang weer kwijt. Mijn hoofd zit nog steeds vaak veel te vol en nu concentreer ik me meer daarop. Elke keer dat ik me daar bewust van word, verbreek ik dat patroon. Het lijkt hardnekkiger dan het fysieke gedeelte, en ik moet mezelf voorhouden dat het écht, écht over zal gaan, als ik dapper doorga met de oefeningen, maar ik vind dat soms moeilijk te geloven. En ook die gedachte moet ik dan weer verbreken, want het is gewoon niet waar. Het komt goed. Het komt écht helemaal goed. Als de andere klachten door deze therapie verdwijnen, is er geen reden waarom deze klachten zouden blijven bestaan.

Ik heb soms wel wat overtuigingskracht nodig om mezelf op te peppen.
Soms moeten anderen me er even aan herinneren hoeveel ik al meer kan dan voorheen en van hoever ik gekomen ben. Het lijkt alsof mijn omgeving langer blijft steken in de verbazing dan ik zelf. 
Ik voel hoeveel ik nog 'moet' , zij zien alleen de vooruitgang.
Het is wel goed mezelf te blijven bekijken door de ogen van de anderen. Ogen vol verbazing. Ogen vol  bewondering. Ogen vol respect. 
Ik doe het toch maar!

donderdag 25 oktober 2012

Horden lopen


Na een dipje met bobbelige keien is de weg nu weer mooi geplaveid. Ik laat een spoor achter van activiteiten. Niet altijd heel opvallend, maar ze zijn er.

Ik sta onder de douche en zet de douchestoel opzij. Wat een wonder. Ik kan het nog niet lang, maar het begin is er weer.
Ik laat de krukjes en stoelen die overal in huis staan steeds vaker staan in plaats van ze direct te gebruiken als rustpunt voor mijn nu niet meer zulke vermoeide benen. En vandaag... liep ik in de stad als een normaal mens.
En ik ging winkel in, winkel uit. Slenterde langs de schappen, keek zo lang als ik wilde kijken. Liep elke winkel binnen die ik in gedachten had of in ieder geval... bijna.
Het gaat. Niet vlekkeloos, maar het gaat.
Op de fiets of lopend spelen de meeste patronen. Te vaak nog schiet de gedachte door me heen dat mijn benen wel erg vermoeid voelen of dat mijn te lijf slap is en de vraag of ik wel in staat ben dat hele stuk te lopen of te fietsen. Ik schiet alle ballonnetjes van vrees en beven lek met mijn door Gupta aangeleerde
technieken. Ik hanteer mijn geladen pijltjespistool als een volleerde cowgirl.
Pangpangpang.
Dood.
Of schijndood. Want dikwijls staat de schijnbare dode weer op en moet ik het pistool opnieuw  richten. Maar ik schiet. Meedogenloos.
Again and again.

Ik fiets naar de winkel met mijn kleinzoon achterop, zijn voetjes weggestopt in mijn fietstassen. We lopen door de winkel, hij met een klein karretje, ik met losse handen.
Niet lachen. Het is een wonder.
Het is echt een wonder.
We rekenen af bij de kassa en maken een praatje met de kassière. Ik hoef niet meer heel snel naar huis. Ik  hoef op straat niet meer de blikken van buren te ontwijken uit angst dat ze een praatje willen maken en mij met mijn onwillige benen langer ophouden dan voor ons verantwoord is. Ik ben mijn benen de baas. Ik maak een praatje en ik sta daar gewoon. Brekend en schietend. Maar niemand die dat beseft en niemand die dat ziet.

Er komt vast wel weer een keer een dip, maar ik groei in vertrouwen dat het goed komt, allemaal.

Grootste nu nog te nemen hobbel is het vertrouwen krijgen dat ook mijn prikkelverwerking beter wordt. Dat ik binnenkort weer lezen kan, muziek kan luisteren en de orde bewaren in mijn tot de nok gevulde hoofd. Dat is de volgende stap.
Hordenlopen is het.
Soms valt er eentje om terwijl ik spring. Maar ik spring. Hoger en hoger.

vrijdag 19 oktober 2012

We komen er wel: jij en ik.


Het is natuurlijk gewoon een normale dip. Een putje. Een holte in de weg omhoog. Toch voelt het diep en modderig. Ik bagger met zware voeten door de klei van teleurstelling en de wind waait in mijn gezicht, vermengt zich met de tranen die soms zomaar over mijn wangen lopen. Zo moe. Ik ben zo moe.
Ik probeer het onder woorden te brengen en te vangen, te breken, maar het gevoel blijft. Staart me in het gezicht, lacht me uit, tilt me op en laat me vallen.
En toch.

Ik verzet me tegen het gevoel dat ik aan de verliezende hand ben. Het kan niet waar zijn, namelijk. De hoop kan geen valse hoop zijn, de moed geen verloren moed. Daarvoor was hij te mooi, deze droom.
Het kan niet zo zijn dat dit het was en toch bekruipt me die gedachte soms opeens. Dat het niet meer zal zijn dan dit. Dat ik nu gewoon door de boost van deze hoop hoger ben gevlogen dan ooit, maar wel zo hoog als kon. En dat ik niet verder komen zal. Dat het niet meer is dan dit. Niet meer dan tot het uiterste opgerekte grenzen van valse hoop.

Terwijl ik dit schrijf, weet ik al dat ik het niet meer geloof. Ik voelde het even, dat wel. Ik dacht het een moment, niet langer.
De therapie werkt, wat ik doe heeft zin en ik kom er, uiteindelijk. Ik heb een dip zoals zoveel mensen die deze therapie volgen. Volgende week is alles anders. Misschien morgen al.
Dus ik sta op en breek de gedachte en neem geen genoegen meer met het gevoel dat even, heel even, de overhand had.

We komen er wel. Mijn diepste zelf en ik.
Want dat heb ik geleerd: mezelf opbeuren, toespreken, aanmoedigen. Zoals je aan de kant van de weg staat en het kind aanmoedigt dat op weg is naar de overwinning en waar je trots op bent. In de wetenschap dat het mogelijk is, want je ziet haar potentie.

En als ik moe ben en opgefokt, als ik me opgedraaid voel en uitgeput, als mijn lijf voelt als een zoemende koelkast en mijn hart als een draaiende motor die niet uit te zetten valt, dan neem ik mijn amygdala bij de hand en zet onszelf neer aan de oever van een kabbelend beekje. We luisteren samen naar het zachte stromen van het water, naar de vogels, naar het suizen van de wind.
En naar die stem die zachtjes spreekt, maar met meer overtuiging, met een innerlijke kracht. De stem die zegt:
We komen er wel. We komen er wel. We komen er wel. Jij en ik.

maandag 15 oktober 2012

Ik blijf op weg.


Het gaat. Ik leef. Ik doe.
De eerste verrassing en verbazing is voorbij. Nu probeer ik de nieuwe dingen in te passen en een nieuw ritme te vinden, wat lastig is,  want wat ik kan is elke week weer anders.
Ging ik eerst gewoon zomaar een blokje fietsen, nu probeer ik dingen te doen op de fiets. Even naar de stad. Even naar een supermarkt op een rustig moment, als de rijen niet te lang zijn of op bezoek.
Er is meer binnen mijn bereik en tegelijkertijd ben ik me zo bewust van de lange weg die ik nog te gaan heb.

Toen ik nog thuis op de bank zat, was de gewone wereld ver bij me vandaan en werd ik er niet zo mee geconfronteerd. Nu kom ik die gewone wereld overal tegen. Op de markt, bij de bakker, om de hoek. Ik zie voortdurend mensen die meer kunnen dan ik. Die niet alleen even naar de stad fietsen, maar die daar ook gewoon een paar uur rondkijken en shoppen. En die daarna niet op de bank gaan  zitten, maar nog op bezoek gaan of nog uitgebreid gaan koken of... whatever.
Ik doe zoveel meer dan ik deed, maar het is nog steeds een fractie van wat anderen kunnen doen.

"Je moet jezelf alleen maar vergelijken met jezélf", zeggen de mensen in mijn omgeving. "Het is toch een wonder... eerst kon je bijna niets en kijk eens wat je nu doet!"
Ze hebben natuurlijk gelijk. Ik ben misschien wel tweehonderd procent vooruit gegaan in tweeënhalve maand tijd. Dat is iets om steeds weer bij stil te staan.
Toch is het lastig om er net zo blij mee te zijn als in het begin. Natuurlijk ben ik dankbaar, maar ik wil nog zoveel meer!

Soms moet ik het weer even opsommen voor mezelf.
Vrijdag was ik in Ikea (nog wel met de rolstoel, maar het was wel zes jaar geleden...), zaterdag had ik de hele dag mensen over de vloer en zondag ging ik naar de kerk, bleef daar koffie drinken en (na drie uur als een blok geslapen te hebben) heb ik nog gefietst. Ver gefietst. Meer dan een half uur.
En niet in de buurt zodat ik tussendoor kon besluiten om eerder naar huis te gaan. Geen escape. Een groot blok door de natuur. Bijna tot aan Maassluis.

Ik doe het goed.
Ik doe iets goed.

Toch twijfel ik ook voortdurend. Of ik de therapie wel goed genoeg doe, of ik niet teveel steken laat vallen. Of de dingen bij mij wel zo goed werken als bij een ander. Of ik wel voldoende patronen herken en áls ik ze herken of ik ze wel écht breek tijdens de training. En dan is dat weer een nieuw patroon om te breken en zo blijf ik aan de gang.
Maar ik moet iets goed doen, want ik ga vooruit.

Dus zo ga ik verder.
Soms heel vastberaden, soms aarzelend.
Soms ontspannen en soms opgefokt.
Vaak met goede moed en soms met tranen in mijn ogen.

Ik ben op weg.
Ik blijf op weg.
Tot ik er ben.

dinsdag 9 oktober 2012

Een dagje dobberen in de branding


Ik doe mijn best om positief te blijven,maar soms lukt het niet zo goed. Ik ben al dagen moe en het wordt weer elke dag iets erger. Als ik mijn ogen opendoe, voel ik het al. Eigenlijk al eerder,als ik langazaam
aan het ontwaken ben. Dan is het er al. Dat overweldigende vermoeide gevoel. Ik vecht ertegen, maar besef tegelijkertijd dat dat niet de goede manier is. Ik kan het beter verwelkomen, accepteren, omhelzen.
Maar wat is dat soms nog lastig.
Ik maak mijn ontbijt en weiger toe te geven aan de behoefte om daarbij te gaan zitten. De barkruk staat al dagen vrijwel ongebruikt in een hoek van de keuken en dat wil
ik graag zo houden. Hem weer naar me toe trekken, voelt als verlies accepteren en dat wil ik niet.
Later doe ik trouw mijn ademhalingsoefeningen en meditatie. De onrust giert door mijn lijf en die rusteloze benen, helpen ook niet. Ik kan me, voor de zoveelste keer, niet
concentreren op de stem op het bandje en mijn gedachten vliegen al snel weer alle kanten op. Ik zit mijn tijd uit  maar met ongeduld en uiteraard kom ik dan niet tot rust.
Wat is dat toch moeilijk.
Toch houd ik vol en spreek mezelf bemoedigend toe. Anderen kunnen dit, ik kan het ook. Ik kan dit leren.
Ik zoek naar onderliggende patronen en probeer er 1 te breken, maar ik heb niet het gevoel dat dat lukt en voel de vermoeidheid toenemen bij elk gebaar en elke gedachte.

Ik sta op en doe de reguliere Amygdala Retraining Oefening en spreek mezelf bemoedigend toe met een gebroken stem en tranen in mijn ogen.

Het valt niet mee vandaag.

Ik weet het. Dit proces gaat met vallen en opstaan. Het kan niet in een vloeiende, almaar stijgende lijn. Ik moet wennen aan weer meer dingen doen, ik moet weer conditie opbouwen
en soms zal ik me verkijken op wat ik denk te kunnen en ben ik weer meer vermoeid. Dat betekent niet dat ik iets verlies, alleen dat ik eventjes moet wachten tot ik weer
verder ga, verder op die stijgende lijn.
Maar wat moet ik mezelf daar soms aan herinneren. Wat is de verleiding groot om verslagen op de bank te blijven zitten en mijn tranen maar gewoon te laten stromen.

Ik kijk om naar de voorbije dagen en zoem in op de winst die er was. Zaterdag ben ik even naar de stad geweest. Op de fiets. Mijn scootmobiel staat al bijna een week ongebruikt
in de berging. Zondag ging ik naar de kerk waar ik de dienst helemaal uit kon zitten en voor het eerst in jaren het avondmaal weer kon meemaken. En gister liep ik in de supermarkt en
kon ik goed blijven staan toen ik tot mijn schrik bemerkte dat er iemand voor me in de rij stond met een enorm afgeladen kar.

Het gaat goed met mij. IK heb alleen weer even zo´n dag. Ik heb alleen maar moeite om een nieuw evenwicht te vinden in een wereld die op zijn kop is komen te staan de laatste
twee maanden. Dat is niet zo gek.

Ik sta mezelf een dagje op de bank toe. Met mededogen en mildheid en in de verwachting dat het morgen of overmorgen weer beter zal gaan. Dit is een dag dat ik mag drijven....
rustig drijven op de golven van een branding die ik morgen weer met zachte vastberadenheid trotseren zal.

vrijdag 28 september 2012

Even een dip?


De afgelopen vier weken kwam er elke keer iets bij. Van twee minuutjes om de flat heen fietsen, bouwde ik het op naar een half uur: van eens in de twee weken vijf minuten naar de brievenbus lopen, naar drie keer in de week een kwartier aan de wandel. De eerste uitstapjes op de fiets naar een winkel zijn gemaakt en zelfs ben ik een keer naar de stad gefietst, waar ik weer deel uitmaak van de ´normale´ mensen, die daar rondlopen. Niemand ziet iets aan me. Ik ben een van de velen. En toch. Niemand ziet hoe dankbaar ik ben. Niemand voelt de veerkracht en de hoop in mijn voetstappen. Niemand ziet het. Of toch? Straalt het uit mijn ogen, klinkt het door in mijn groet, zie je het aan de vastberaden glimlach die vastgebakken ligt op mijn gezicht? Het kan niet anders, of mensen moeten er iets van meekrijgen. Van mijn hoop. Mijn moed. Mijn dankbaarheid.

Vier weken van bouwen zijn voorbij. De afgelopen week echter voelde al steeds meer vermoeidheid binnen kruipen waar ik geen raad mee wist. Geef ik hieraan toe? Ga ik door? Hoe doe ik dit?
Gaat het over als ik gewoon volhoud, of moet ik echt even pas op de plaats maken?


Vanmorgen had ik die keus niet meer.
Blijkbaar heb ik niet voldoende rust ingebouwd en nu moet ik wel stoppen en even een dag rust nemen. Niet dat het erg is, maar ik weet de weg hierin nog niet. Ik verzet me tegen gevoelens van ongerustheid. Gelukkig bereidt Ashok Gupta ons voor op de dips. Een terugslag mag je het niet noemen, het is echt alleen maar even een dip op de weg naar genezing. Ik mag die  accepteren en zelfs omarmen. Erom lachen. Er liefdevol naar kijken en zeggen: Je hoort erbij. Je mag er best even zijn vandaag.
Dat is moeilijk. Het is lastig om niet teleurgesteld te zijn, niet boos, niet bang dat het weer mis gaat. Maar ik realiseer me meer dan voorheen dat die gedachtes me niet zullen helpen om de draad straks weer op te pakken. Ze zullen me onder druk zetten om mezelf te forceren en daarmee dienen ze niet het doel van ontspannen op weg zijn naar volkomen herstel in het volste vertrouwen dat dat ook echt zal gebeuren.
Dus ik mediteer op de weerstand en omarm de luie dag. Dit ben ik vandaag. Morgen doe ik misschien weer van alles. En anders vast overmorgen of volgende week. Dit komt goed.
Het is fijn om zo mild te leren kijken naar de dingen die gebeuren en me niet in de stress te laten jagen. Het is heerlijk om liefdevol en met compassie om te gaan met mijn eigen angsten.
Ook vandaag mag ik er zijn.

Ik leer zoveel meer dan alleen hoe ik beter moet worden. Ik leer hoe ik leven moet op een betere manier. Ik leer hoe ik liefdevoller met mezelf om kan gaan. Eindelijk.

dinsdag 18 september 2012

Voorzichtig hoopvol

Op zoek naar uitkomst heb ik hem gevonden.
Iemand die hoop biedt voor benen die loodzwaar, hoofden die overvol, gemoederen die terneergeslagen zijn. Ashok Gupta heet de man. Hij betovert me met zijn donkerbruine ogen en rustige stem, met zijn opgewekte blik en de glimlach die niet wijken wil van zijn gezicht.
Hij straalt iets van vrede uit en dat zoek ik. Mijn hoop na zes en half jaar vermoeid zitten op de bank, leven op een enkele vierkante meter, met uitzicht op de tuin en op het schermpje van mijn laptop.
De man die zegt dat hij een oplossing heeft gevonden voor het vermoeidheidssyndroom. Hij is de held van mijn hagelwitte scherm.

Ik ben begonnen met de therapie en ik voel me verward en overspoeld door meer informatie dan ik lijk te kunnen verwerken. En het overvalt me. Ik moet nog zoveel meer luisteren, lezen, verwerken, en doen. Tegelijkertijd word me aan alle kanten duidelijk gemaakt dat het belangrijk is dat ik dit doe zonder stress en zonder druk en dat alles mag maar niets moet.
Het mag duidelijk zijn dat dat me nog niet echt lukt nu. Maar ik heb de tijd, zegt de stem. Ik hoef niet resultaatgericht te zijn. Als ik A doe, zal B volgen... als ik de oefeningen trouw doe, ook al is het onbeholpen in het begin, dan zal resultaat niet uitblijven.
Ik ben begonnen. Ik ben op weg.
Verward, overprikkeld, met een vaag groeiende verwachting die ik lang niet heb gehad en die ik koester, die ik kus met aarzelende lippen.

Ik maak wilde plannen. Ik heb wat goed te maken naar de kinderen.
Volgend jaar gaan we op vakantie. Zomer 2013 rijd ik weer paard en ga ik met een vriendin naar de avond van de romantische muziek, een hoed met bloemen op mijn hoofd en een lach op mijn gezicht.
Ik plan de rest van mijn leven en fluit mezelf toch maar weer terug.
Rustig aan.
Ik balanceer tussen uitersten. Nu is genoeg, straks is wat ik begeer, onderweg zijn zonder stress en druk. Ingewikkeld is het. Ik ben er nog lang niet uit hoe dat moet. Maar wat ik heb is een beginnetje. Na al die jaren weer een beginnetje.
Drie gram hoop in mijn handen en mijn hart die ik bewaak als een schat.
Puur goud. Onbetaalbaar.

Dappere, rode laarsjes

Ik heb ze echt nodig, dus ik ga ze kopen.
Dappere, rode laarsjes.

Ik bof dat ze in de mode zijn, want in elke schoenenfolder staat wel een paar. Mijn ogen haakten er op vast en ik dacht direct: dat zijn ze. Die wil ik. Sterker nog, die móet ik.
En niet omdat mijn oude laarsen versleten zijn. Ik heb nog grijze en zwarte en die zijn in goede staat. Daarop heb ik niet heel veel gelopen omdat lopen niet goed meer ging, dus ze kunnen nog makkelijk een jaartje mee. Als ik mijn oude laarzen aan had, echter, liep ik zo vaak met lood in mijn schoenen en met zware benen en vooral ook, met een bezwaard gemoed.
Ik associeer ze met beladen en moeizaam en dat wil ik niet.

Samen met de man met de bruine ogen maak ik een nieuwe start, namelijk. Ik ben geïnspireerd, geboeid en verbaasd. Ik ben hoopvol en verward. Maar vooral ben ik vastbesloten en gemotiveerd. Ik ga weer leven, heb ik besloten. Ik ga beter worden en mijn plek in de wereld terug veroveren. Met ferme tred. Met nieuwe moed. En daar heb ik ze voor nodig.
Die dappere, rode laarsjes.

Zo gauw ik kan, ga ik ze kopen, want ik heb haast, ook al mag dat eigenlijk niet. Ik moet met geduld en vastberadenheid op weg. Zonder irritatie dat het nog even duurt, zonder boosheid op een onwillig lijf, zonder frustratie en wanhoop, als het muntje nog niet lijkt te vallen.
Gewoon onbevangen en vol vertrouwen. En voor dat alles zullen ze staan. Dat alles zullen ze symboliseren voor mij.

En wat zal ik blij zijn als ik ze niet meer dragen kan, omdat ze helemaal versleten zijn. Met kale neuzen en afgesleten hakken en lelijke plekken op het leer. Met misschien wel een gat in de zool. Scheefgelopen, stuk getrapt. Niet om aan te zien.
Want dat betekent dat ze me gebracht hebben wat ik wilde: Het leven weer binnen mijn bereik.
Weggooien, dat zal ik ze nooit.
Ik zet ze later afgetrapt en wel in een kastje, als herinnering aan de weg die ik ben gegaan. Om me er voor altijd bij te bepalen dat het niet zo gewoon is en niet zo vanzelfsprekend om de deur uit te kunnen lopen en de wind te voelen in je haar en de koude op de je huid en goede moed in je lichaam.

Vandaag pak ik een milimeter. Morgen misschien een centimeter.
Pas maar op, wereld,ik kom er weer aan!

Desnoods schuifelend in het begin, schoorvoetend, maar mijn vertrouwen zal groeien en ik zal dansen.
Ik zal dansen.

Op mijn dappere, rode laarsjes.

Misschien wel met jou.

zaterdag 8 september 2012

Voorzichtig stikgelukkig

Langzaam sijpelt het naar binnen. Geluk. Hoop. Uitzicht.

Opeens heb ik het weer: a life with a view. Uitzicht op een leven dat groter is dan die ene vierkante meter. Uitzicht op mogelijkheden en kansen, ontmoetingen en nieuwe avonturen.
Niet dat ik de afgelopen jaren niet heb geleefd. Dat deed ik. Intens. Maar klein, zo klein. Ik heb leren leven in het miniatuur, oog leren hebben voor de microkosmos. Mieren die tegen grassprietjes klimmen zijn prachtig. Het gezoem van een bij in de vlinderstruik, het getjilp van een krekel, de geur van de sering. Allemaal niet te versmaden, maar ... dichtbij. 

En nu opeens is daar die kans op herstel.
Kunnen mijn benen net iets langer staan, cirkelen weer dapper rond op de pedalen van een fiets die de mijne niet is (want wat had ik eraan?).
Jarenlang was een scootmobiel mijn trouwe kameraad onderweg, naast de rolstoel die klaar stond voor als er iemand in de buurt was om te duwen.

En nu.
Vandaag fietste ik dertien minuten achter elkaar. Peanuts voor een ander, een topprestatie voor mij. Mensen die passeren zien een fietsende vrouw. Dat ben ik niet. Ik ben een fietsend wonder.
Ik geniet. Ik vibreer. Ik leef.
Vanmorgen ben ik de stad in geweest, gewoon, als vanouds, met de scootmobiel. Maar toen was het niet op, zoals anders het geval was, de afgelopen zes jaar. Het was niet op voor minstens twee of drie dagen.
Tussen de middag heb ik die dertien minuten gefietst, namelijk, en na het avondeten hadden mijn benen nog moed voor een blokje om, lopend. En toen ik thuiskwam dacht ik niet eens: gelukkig, daar is de voordeur. Ik ging langzamer lopen omdat ik het jammer vond dat het blokje om was.

Weet je wat ik ben?
Behoorlijk in de war.

Weet je wat ik ben?
Mateloos verbaasd.

Weet je wat ik ben?
Voorzichtig stikgelukkig.